VECHTERS

& KAARTVERKOOP

Milco Lambrecht

Het is lijkt wel een uitstervend ras: vechters van de buitencategorie. Vechters die zonder de verplichting tot het verkopen van kaarten of tafels in een matchmaking worden geplaatst. Vechters waar mensen van heinde en ver voor naar de sporthal komen en zonder morren een duur kaartje voor kopen. De helden waarover druk gesproken wordt in de kleedkamer van de sportschool en met wie men graag op de foto gaat. Waar zijn ze gebleven? Is het de verzadiging? Of is het gewoon schaarste? Voor welke vechter komt men nog in groten getale naar een gala?

TIJDPERK VOOR DE K-1

Nederland is altijd rijk bedeeld geweest met zeer goede kickboksers. Sterker nog, Nederland heeft decennia lang deze snel- groeiende sport gedomineerd. Al sinds het midden van de jaren ’70 speelt Neder- land een vooraanstaande rol in de wereld van de harde vechtsporten. In het tijdperk voor de K-1 waren het vechters als o.a. Rob Kaman, Ramon Dekkers, Lucien Carbin, Mousid Akhamrane, Gilbert Bal- lantine, Andre Mannaart en Ivan Hippo- lyte wiens foto op een poster voldoende zekerheid gaf om zeker te zijn van een volle bak. Het kickboksen had toen nog iets schimmigs, hetgeen de sport ook weer aantrekkelijk, spannend en zelfs wat mysterieus maakte.

‘HOLLANDSE DOMINANTIE’

De K-1 heeft de sport mainstream gemaakt, toegankelijk voor het grote publiek. De professionele entourage en benadering van de sport, onder leiding van de vermaarde ‘Mister Ishii’ trok het kickboksen uit het duistere circuit en de vechters konden ineens een goed belegde boterham verdienen. Wederom waren het de Nederlanders die vooraan stonden bij het uitreiken van de prijzen. In eerste instantie Peter Aerts en Ernesto Hoost, maar later ook Remy Bonjasky en Sem Schilt. Gezamenlijk goed voor maar liefst 14 (!) K-1 titels. In de lichtere klasse deden Albert Kraus en Andy Souwer niet onder voor hun zwaardere landgenoten. Ook zij groeiden uit tot internationale sterren. De ‘Hollandse dominantie’ in de K-1 was zo groot dat dit mede de oorzaak was van de val van de K-1. De concurrentiestrijd was een Nederlands onderonsje geworden.
Een logisch, maar onsympathiek gevolg is dat vechters zichzelf tegenwoordig moeten verkopen. De achterban van een vechter is belangrijker geworden dan zijn of haar kwaliteit.

DE BUITENCATEGORIE

De bovengenoemde vechters mogen ge- rekend worden tot de buitencategorie, de absolute top in een sport die zich niet alleen onderscheid door een uitzonderlijk niveau, maar ook door een vorm van charisma dat een bepaalde aantrekkingskracht op het publiek heeft. Deze vechters konden een prijs vragen die na een beetje polderen met de promotor ook betaald werd. Immers, de naam van de vechter stond garant voor lange rijen voor de kassa.

ONSYMPATHIEK GEVOLG

Hoe anders is dit nu anno 2020. De vecht-sportmarkt is volledig op hol geslagen. Er worden rond de tweehonderd (!) gala’s per jaar georganiseerd in Nederland. Bovendien wordt er regelmatig kickboksen op TV uitgezonden en op YouTube is er eindeloze stroom van gevechten te be- kijken. Het publiek is in de loop der jaren enorm verwend geraakt. Hoewel de kosten voor de promotors exponentieel zijn ge- stegen, mede door allerlei overheids- bemoeienissen, zijn er nauwelijks nog vechters waar het publiek in groten getale voor naar de sporthal komt. Een logisch, maar onsympathiek gevolg is dat vechters zichzelf tegenwoordig moeten verkopen. De achterban van een vechter is belang- rijker geworden dan zijn of haar kwaliteit. Dit zorgt voor onbegrip, maar het is gewoon niet anders.

RISICOS

Een promotor neemt bij het organiseren van een evenement (gala) zakelijk veel risico. Dat risico moet zoveel mogelijk beperkt worden door de zekerheid van kaartverkoop. Met de na afloop verkregen schouderklopjes en complimenten kan de promotor vrij weinig aan de kassa bij de supermarkt en geen van de deelnemers aan het evenement zal zijn of haar porte-monnee trekken bij een exploitatieverlies. Ondanks de vaak grote passie van de promotor voor de sport is en blijft het orga- niseren van een gala eerst en vooral een commercieel onderneming. De rekeningen zullen nu eenmaal later betaald moeten worden. Bovendien moet er voor de promo- tor wat te verdienen vallen als compensatie voor zijn inspanningen, stress en de gelopen financiële risico’s. Anders waagt niemand zich nog meer aan een dergelijk avontuur.

‘IT TAKES TWO TO TANGO’

‘It takes two to tango’ is hier van toepas- sing. De keuze van een promotor voor een vechter die zijn best doet om het gala te promoten en kaarten te verkopen, boven een vechter die een leuke partij neerzet, maar slechts één kaart verkoopt is niet onredelijk. Degenen die daarover ‘moord en brand’ roepen hebben waarschijnlijk zelf nog nooit iets georganiseerd. De tijden zijn nou eenmaal veranderd en een ‘volle bak’ is verre van zeker. Logisch dat de promotor voor zekerheid kiest. Bij het boksen is het overigens niet anders. Ook daar moet een bokser zichzelf in de markt zetten om hoger op de ladder te komen. Zonder een grote achterban is een aankomende bokser niet de moeite waard om in te investeren voor een promotor. In de vorige editie van FNM legde Gino Kanters haarfijn uit hoe het werkt in de ‘noble art of selfdefence’.

HANDJEVOL PUBLIEK

Promotie naar de A-klasse is sportief gezien een prachtige stap in een carrière, maar dezelfde vechter kost in de B-klasse slechts een schijntje van het bedrag dat hij of zij als A-vechter vraagt aan een promotor. Er is niks mis met het vragen van een vergoeding, maar waar wordt dit terug- verdiend? Waarom zou een promotor een A-vechter plaatsen die veel geld vraagt, maar financieel niks oplevert? Waar geen extra kaarten of tafels op worden verkocht, ondanks zijn of haar vechterskwaliteiten. Een aantal prachtige wedstrijden voor een handjevol publiek is toch niet waar ieder- een het voor doet en nog maar te zwijgen over de sfeer die een lege zaal met
zich meebrengt.

ACHTERBAN

Gezien vanuit de sportieve ogen van een vechter is de verontwaardiging begrijpelijk, maar ‘de markt’ is veranderd. Dat valt niet te ontkennen. Per jaar worden er een paar honderd kickboksgala’s georgani-seerd, in tegenstelling tot vroeger toen er slechts een tiental gala’s, verspreid door het hele land, op de wedstrijdagenda stonden. Iedere sportschool heeft tegenwoordig zijn eigen gala. Vechters waarvoor het neutrale publiek naar de sporthal komt zijn in de loop der jaren tot slechts een enkele beperkt. De rest doet er goed aan zichzelf goed in de markt te zetten met een sterke achterban en een goede social media campagne. De vechter wil op een mooi en goed geor- ganiseerd gala staan en schitteren en de promotor wil wat verdienen. Vechters en promotors hebben elkaar nodig!

Product toegevoegd aan uw winkelmand